Het oeuvre in mijn hoofd

portret Rebekka De Wit

De wekelijkse column van Rebekka de Wit in dS Weekblad

Misschien komt het door de pandemie. Misschien komt het door het succes van de opruimboeken en -series van Marie Kondo. Of door een combinatie van die twee. In ieder geval: de kringloop­winkels kunnen de influx (of zeg maar stortvloed) van spullen nauwelijks nog aan. Ook ik stond onlangs in de rij bij de achterkant van een kringloopwinkel met dozen vol boeken die jaren in lange rijen to-dolijstjes in de kast stonden. Boeken die ik niet gelezen kreeg op het moment dat ik ze kocht of kreeg. Boeken die de belichaming zijn geworden van hoe ik mijn omgeving verwaarloos en niet bijgebeend krijg. Ik had geen zin meer om ze de hele tijd in mijn woon­kamer te hebben. Mijn planten zeggen al de hele dag tegen me dat ik ze verwaarloos, ik wou hetzelfde niet ook nog van de boekenkast horen, en dus deed ik alle boeken weg die ik de afgelopen vijf jaar niet gelezen kreeg.

Jammer, maar het is niet gelukt, zei ik tegen de boeken die ik in de doos stopte. Het waren er best wat. On the origin of species. Een biografie van Gabriel García Márquez. Homo deus van Yuval Harari. The empathic civilization. The selfish gene. Wij zijn ons brein. No logo. ­Piketty en zelfs ‘de kleine Piketty’ deed ik weg. Oorlog en vrede. Voor mij in de rij stond iemand die zijn hele encyclopedie wegdeed en een paar boeken over spreeuwen. De zon scheen. Achter de balie zag ik de dozen boeken opgestapeld.

Hier staan we dan, dacht ik. Ik, en misschien iedereen in deze rij wel, met de mond vol over landen waar geen vrijheid van meningsuiting is, landen waar boeken worden verbrand. Hier staan we dan, met dozen vol wereldveranderende boeken, waarvoor ik helemaal geen tijd heb om ze te lezen. Eigenlijk denk ik zelfs dat als je iemand een foto zou ­laten zien van deze rij mensen met allemaal boeken in hun handen, een nietsvermoedende vreemdeling zou kunnen denken dat deze foto gemaakt is ten tijde van een of andere dictatuur.

De uitkomst is in zekere zin dezelfde: in beide systemen geven mensen hun boeken af.

We kunnen alleen niet met zekerheid zeggen dat dat ook betekent dat de boeken in beide systemen even weinig gelezen worden.

Herman de Coninck schrijft daarover in een essay, nadat hij op een literatuurfestival in het Roemenië van Ceausescu is geweest: in een land waar iedereen alles mag zeggen, luistert geen hond meer. Hij beschrijft dat iedereen, van schrijvers tot de liftjongens in het hotel, voortdurend met heel gespitste oren luisterde, omdat alles wat gezegd kan worden gevaarlijk zou kunnen zijn.

Over de Russische dichter Mandelstam gaat het verhaal dat toen hij werd opgepakt voor het schrijven van subversieve gedichten, hij tegen zijn vrouw riep: ‘Wees blij! We leven tenminste in een land waar de politiek poëzie als een gevaar beschouwt!’

Zijn vrouw leerde vervolgens zijn hele oeuvre aan gedichten uit het hoofd, zodat het bewaard zou blijven. Wat is het oeuvre dat er in mijn hoofd zit, vroeg ik me af. Popliedjes, dacht ik. Dat is het enige wat ik volgens mij echt uit het hoofd ken.

Ik keek naar mijn boeken, voor ik ze afgaf, pakte Alle verhalen van Roald Dahl er toch weer uit en liep naar huis met ­‘I am the walrus’ in mijn hoofd, van The Beatles.

Link naar de column

Kijken & Luisteren