Bevrijd

portret Rebekka De Wit

Bij de kustlijn staan twee meisjes, hooguit twee jaar, iets te bouwen. Ze staan stevig, hebben twee kwallen voor een soort poort gelegd. Ze zijn om op te eten, hun lichamen hebben iets weg van gerezen deeg en terwijl ik dit denk, registreer ik ook dat wanneer ze hun billen aanspannen, die iets weg hebben van de billen op reclames voor anticellulitiscrème. Dat wil dus zeggen, de billen die je hebt voordat je die crème smeert, de billen waar je vanaf wilt. (Ze zijn hooguit twee.)

Ik las ooit in een artikel dat cellulitis tot het interbellum niet bestond. Althans niet als probleem, niet als iets wat weggefotoshopt moet worden. Franse cosmeticamerken vroegen zich af of ze nog een probleem konden verzinnen waar zij vervolgens een oplossing voor konden suggereren en kwamen toen hiermee op de proppen.

Toen ik dit allemaal hoorde, was ik perplex. Tijdens het lezen realiseerde ik me: ik ben geïndoctrineerd. Ik fluisterde het toen nog eens voor mezelf, zei het een dag later tegen mijn zus. Die woorden hadden nogal wat gewicht voor me, omdat ik mezelf helemaal niet het type vond dat geïndoctrineerd kon worden. Dat is natuurlijk het venijnige. Op reclameposters voor die crèmes, bijvoorbeeld eentje waarop een vrouw haar oneffen huid openritst bij haar dijen en daaronder zit dan een glanzende lycra-achtige huid, lijken vrouwen altijd bevrijd, het tegendeel van geïndoctrineerd.

Wellicht wist men in het interbellum nog niet hoe groot de prijs was van het problematiseren van een gezond lichaam. Natuurlijk wisten ze niet dat er zoveel reclame zou komen dat we er als het ware in opgesloten zouden komen te zitten en dat vrouwen nu, wanneer ze op een bepaalde manier op een stoel zitten, weten dat hun huid samengeduwd wordt, wat oneffenheid tot gevolg heeft. En omdat ze dat weten, leggen ze er een sjaal over, want hoeveel van die crème je ook smeert, je raakt maar niet bevrijd. Toch vind ik het niet ondenkbaar. Dat ze het wisten, bedoel ik, toentertijd. Dat met de introductie van de bevrijde vrouw op die foto, die haar lichaam echt leek te hebben, het tegendeel in de werkelijkheid werd geïntroduceerd, namelijk een vrouw die werd bestolen van haar lichaam.

Perplex is niet het woord. Onvergefelijk vind ik het. Dat ik op het strand ben, meisjes van twee zie gillen van opwinding over alles wat dit leven behelst en dat ik herinnerd word aan de problemen die aan hun billen kleven, die geen problemen zijn, maar toch zie ik ze.

Iemand vroeg mij een tijd geleden of je apolitiek een ijsje kunt eten op het strand. Nou ja, heus wel, geloof ik, zei ik, maar het antwoord is gewoon weer nee.

Onvergefelijk. Dat ik op mijn vrije dag naar twee meisjes zit te kijken en iets zie wat ik helemaal niet wil zien, maar blijkbaar kun je niet vrij nemen van dertig jaar vijfduizend reclames per dag te zien.

Als ik thuiskom, zoek ik de scène uit Fight club waarin Tyler Durden zegt: ‘Advertising has us chasing jobs we hate, so we can buy shit we don’t need’, maar in plaats daarvan stuit ik op een reclame waarin Brad Pitt parfum aanprijst met de zin ‘wherever I go, there you are, my luck, my fate, Chanel no. 5’. Ik zit in mijn korte broek, in kleermakerszit op de bank, met een sjaal over mijn benen, en steek mijn middelvinger op naar de computer. Mijn geliefde ziet het, lacht, vraagt wat ik doe. ‘Motherfuckers’, zeg ik. ‘Op mijn vrije dag.’

Link naar de column.