Campinggids

portret Rebekka De Wit

Onlangs kocht ik een campinggids. Deels uit nostalgie, maar ook omdat ik me voorstelde dat ik met zo’n gids niet de hele tijd op mijn telefoon hoef te zitten tijdens de vakantie. Dat begint steeds meer de definitie van vakantie te worden: het grijpen naar een scherm ­afbouwen. Vaak genoeg heb ik me in ­toiletgebouwen van de camping vast­geklampt aan mijn scherm om maar iets binnen te krijgen. Een compliment, een melding, een lachend drolletje desnoods. Daar stond ik dan, tussen de tl’s en de fladderende motten, terwijl ik ­tegen mijn reisgenoten had gezegd dat ik ‘even een wandeling ging maken’.

Ik lijd aan een vreemde ziekte. ­Omdat ik niet op sociale media zit, kan ik daar niks op posten, maar ik verlang wel naar de bevestiging die met het posten gepaard gaat, terwijl er niks te bevestigen valt. Dat resulteert in vreemd gedrag, dat lijkt op dat van een verslaafde, behalve dat deze verslaafde niet precies weet waar ze zo rusteloos naar zit te zoeken, en überhaupt pas na een tijdje doorheeft dat ze zit te zoeken.

De campinggids bestond uit een lijst met heel gecompliceerde codes per camping, met de bijgevoegde legenda kon je al die codes ontcijferen. Als er bijvoorbeeld 3FG stond, betekende dat dat er mogelijkheden zijn tot petanque. Er waren codes voor de hoeveelheid schaduwrijke plekken, codes voor de omvang van de campingwinkel, of er een recreatieruimte is en of er in die ruimte een tv staat.

Het leek een soort morse en het duurde eindeloos om via die codes een beeld te vormen van de plek, en zelfs als ik alles had ontcijferd, dan wist ik niet precies wat voor camping het eigenlijk was. Een andere reden waarom het moeilijk vol te houden viel die codes maar te blijven ontcijferen, was dat op alle pagina’s gigantische reclames stonden voor allerlei – u raadt het misschien al – campings. Een foto met een groothoeklens van het glooiende uitzicht met de ondergaande zon, met een glimp van het zwembad erop.

Ik ben voor bijna elke reclame gezwicht. Die ging ik op internet opzoeken, waar aantrekkelijke foto’s stonden en volzinnen. Beschrijvingen van hoe het zal zijn om daar te vertoeven. (Dit had overigens tot gevolg dat ik alsnog de hele tijd op mijn telefoon zat, maar dat terzijde.)

Zo gaat het dus. Met het ontcijferen van die campingcodes zou ik een eerlijker beeld krijgen van de plek – want op foto’s zitten filters, maar die zijn vooralsnog niet in mijn ogen ingebouwd, en bovendien is een foto maar één standpunt en ziet het er niet de hele dag zo uit. Een foto is een klein, gemanipuleerd stukje in de puzzel, maar zo ­behandelde ik het niet.

De campings waren geïnspecteerd en aan het eind van de gids stonden de foto’s van de inspecteurs en welke campings ze allemaal hadden gecontroleerd dit jaar. Je kon de inspecteurs dus ­inspecteren. Bij de meeste ­foto’s dacht ik: ik weet niet of ik door jou een camping aangeraden wil krijgen. Misschien hadden bij die inspecteurs ook complexe codes moeten staan en een legenda. Frida: 3EGR, pijltje, ouders werken in een yoghurtfabriek, kan niet klaar­komen als haar neus verstopt zit.

In die gids werden campings overigens niet beoordeeld, maar beschreven. Daar werd ik onrustig van, alsof ik ­zonder oordeel niet wist hoe ik ertegen moest aankijken. Even dacht ik dat dat te maken had met sociale media, terwijl ik daar niet op zit. Dat maakt dus niet uit. Ik zal mijn vakantie weer moeten doorbrengen in het toiletgebouw, onder het ­tl-licht en de motten, zoekend naar een andere camping, eentje met betere ­foto’s.

Link naar de column.