Concurrentie

portret Rebekka De Wit

‘We hebben uiteindelijk echt concurrentie nodig’, zei mijn lievelingsneef. We liepen van de auto naar de begraafplaats waar we mijn tante ter aarde gingen laten. Hij merkte dat de opmerking me ­irriteerde, maar toen hij klaar was met uitleggen waarom we concurrentie nodig hebben, stonden we aan het graf en daar moesten we stil zijn.

De dominee hield een afscheidspraatje en citeerde Korintiërs 13: ‘Wat blijft is hoop, geloof en liefde, maar de grootste daarvan is de liefde.’ Wat hij daarna zei, verstonden we niet meer, want er kwam een stortbui van Bijbelse proporties uit de hemel. We probeerden te schuilen onder een dennenboom, maar het water stuiterde van de grond. We hadden net samen in de kerk geluisterd naar alle mensen die van mijn tante hielden. Op de achtergrond waren foto’s te zien van hoe ze op een surfplank in het water hing met haar kinderen. Maar uiteindelijk hebben we natuurlijk concurrentie nodig.

Ik dacht bij ‘uiteindelijk’ aan heel andere dingen. Eerder de dingen die ik op die foto’s in de kerk zag. Aanraking, een beetje schoon drinkwater, een beetje zonlicht. En als je eenmaal water hebt, lijkt een schuilplaats me ook wel aangenaam. Niet alleen tegen de kou, maar ook tegen de dingen die je langzaam uithollen als je te lang in de buitenwereld bent. Racisme, reclames, de onophoudelijke stroom muzak de godganse dag. (Dan laat ik uitspraken die mensen de hele tijd doen over de toestand van de mens of de wereld nog buiten beschouwing, die zijn zo mogelijk nog uitputtender dan muzak.)

Door de storm gingen we niet meer naar de koffietafel, maar ik had mijn neef beloofd erop terug te komen. Bij dezen. Het was nogal lachwekkend dat hij net klaar was met vertellen en we daar aan dat graf stonden. Mijn neef is de aangewezen persoon om daar de humor van in te zien en zo stonden we een beetje glimlachend te luisteren. Zijn ­relaas had me op de zenuwen gewerkt omdat zijn uitspraak in zes woorden een behoorlijk vernietigend systeem ­legitimeerde vanuit het idee dat we dat ‘nu eenmaal’ nodig hebben. Concurrentie heeft een prijs, en ik vermoed dat vooral het regenwoud die prijs betaalt. Natuurlijk is het handig dat er een beetje concurrentie is als je baantjes gaat zwemmen, dan ga je harder. Als dat de bedoeling was, tenminste, harder gaan, want je kunt ook zwemmen om te luieren, om vissen te bekijken of met je kind op een surfplank te liggen.

Ik dacht zelf dat tijdens een slepende pandemie, een klimaat- en biodiversiteitscrisis het antwoord op wat we uiteindelijk nodig hebben, gaat over veiligheid. Klimaatveiligheid, voedselveiligheid, waterveiligheid. Ik dacht ook dat alle wereldleiders het erover eens waren, nou ja, behalve Poetin misschien, dat we een samenwerking op ongekende schaal nodig hebben om die crisissen te lijf te gaan.

Iemand die zegt dat we uiteindelijk concurrentie nodig hebben, bevindt zich, denk ik, in de veiligste zones van al het leven op aarde. Concurrentie kun je je veroorloven als je veilig bent. Voor als je je – en ik vrees dat het echt zo simpel is – een beetje verveelt op deze waanzinnige planeet. Mijn neef zou het niet met me eens zijn, maar goed, hij draagt dan ook bootschoenen. (Ik stel me voor dat mijn neef nu hard moet lachen, want zo is hij.)

Op de weg naar huis viel door de storm een boom op de weg, waardoor we uren in de file stonden. Ik dacht aan mijn tante en hoeveel tijd zij nam om alle witte sliertjes van alle mandarijntjes weg te halen voor haar kinderen.

Link naar de column.