Data

portret Rebekka De Wit

Twintig jaar lang zouden de kerncentrales dichtgaan, maar toen werd vorige week vrijdag beslist om ze toch open te laten. Ik schrijf dit trouwens op die ­bewuste vrijdag, het is halfnegen ’s ochtends, en er is nog helemaal niet beslist dat ze werkelijk openblijven, maar op de een of andere manier ga ik ervan uit. Ik probeerde me in het hele debat te ­verdiepen, dat probeer ik al een tijd ­overigens, maar ik val altijd in slaap of ­vergeet wat er gezegd wordt. In dit geval luisterde ik naar een ‘energiepodcast’, wat een genre is, zo ontdekte ik. Ik viel niet in slaap maar was afgeleid, want de stem van een van de sprekers deed me denken aan mijn eerste verkering, die mij ooit uitlegde wat blauwe ballen zijn (als argument om met hem naar bed te gaan, begreep ik jaren later pas), en toen ik zei dat ik graag het bewijs daarvan wilde zien, zei hij dat ik niet moest denken dat het ‘een soort Smurfen­ballen’ waren, wat ik natuurlijk sindsdien altijd dacht. (Toen ik ze uiteindelijk zou zien, was ik zo bang dat ze echt helblauw zouden zijn dat ik wegkeek. Niet lang daarna ging het uit).

De podcast ging over de vraag of we af kunnen van het Russische gas.

‘Als je gewoon naar de data kijkt’, zei de jongeman die me dus deed denken aan mijn eerste verkering, maar hoe die zin afliep, weet ik niet meer, want ik was al ontmoedigd door de woorden ‘gewoon naar de data kijken’. Ik kom uit een gezin waar bijna alle leden een ­opleiding genoten aan een of andere geesteswetenschappelijke faculteit waar je eigenlijk vier jaar lang leert welke filosofen, sociologen en andere lieden tot de conclusie kwamen dat ‘we niet gewoon naar de data kunnen kijken’. Het is lullig, maar het duurt echt vier jaar om dat te snappen, en het te blijven snappen, omdat er zoveel data worden geproduceerd en beleid op wordt ­gevoerd, waardoor je het eigenlijk tegen de stroom in moet blijven leren. Data worden meestal niet geproblematiseerd. Nou ja, in mijn gezin wel dus. Als ik een zinnetje zei met de woorden ‘laten we gewoon effe naar de data kijken’, mocht ik meteen in de hoek staan en herhalen: ‘Kennis bestaat niet, kennis wordt geproduceerd binnen bepaalde politieke contexten, in een bepaald paradigma.’

De reden dat ik ervan uitga dat ze openblijven, is omdat de mensen die pleiten voor het open laten ervan, hun zinnen dus beginnen met: als je gewoon naar de data kijkt, zie je dat de energievraag toeneemt. Alsof de data het beginpunt waren. En wat kwam er voor de ­data?

Als ik elke maandagochtend een ­bericht van mijn telefoon krijg waarin staat dat ik de voorbije week zoveel procent meer of minder op mijn telefoon heb gezeten (meestal rond de 3,5 uur) en ik via allerlei wegen te horen krijg dat apps zo worden ontworpen dat ik ­eraan blijf plakken, wie vraagt er dan precies om energie? En wordt dat in die data gedifferentieerd? Persoonlijk zou ik gebaat zijn bij energie op de bon, ­omdat ik, als ik me ergens in wil verdiepen, altijd in slaap val, en ik denk dat dat verband houdt met het feit dat ik eindeloos kan scrollen en dat ook lijk te willen, terwijl mij dat zo aan de oppervlakte houdt van alles dat elke mogelijke verdieping me moeite kost. Als me de vraag persoonlijk zou worden gesteld, zou ik zeggen: ja, ik zou wel meer energie willen hebben, maar ik denk niet dat een kern­centrale dat gaat oplossen.

Link naar de column.