Poeppiano

portret Rebekka De Wit

Het duurde misschien maar een minuut. Ik liep het station van een middelgrote stad binnen en zag een bom van testosteron rond een piano staan. Drie politieagenten met kogelwerende ­vesten, gummiknuppels en broeken met kniebeschermers en in hun midden drie basketballers, rond de twee meter, met tatoeages van mensen die ik niet kende, maar me wel bekend voorkwamen. Een van de basketballers zat achter een buffetpiano die geregeld in Nederlandse stations staan. Hij durfde niet te spelen, zo leek het. Hij hield zijn vingers boven de toetsen en stond uiteindelijk op. Het leek alsof iemand die mannen ’s ochtends had opgepompt, zo gespierd ­waren ze.

Ik liep voorbij, hoorde ze iets zeggen als ‘doe het dan, doe het dan’, maar had geen idee waarover het ging. Toen ik eenmaal op de trap stond, zag ik een van de politieagenten zijn gummi­knuppel afleggen en plaats­nemen achter de piano. Hij had een horloge om zijn pols dat bijna een soort contragewicht leek en begon te spelen. Het was iets vreselijk ingewikkelds en moois. Zijn handen gingen heel snel heen en weer. Ik pakte mijn telefoon om het stuk te shazammen, de app zei dat het het Tweede pianoconcert van Rachmaninov was. De basketballers stonden eromheen en lachten en zeiden ‘oehhh’, alsof de politieagent net ‘je moeder!’ had ­gezegd. Of iemand had uitgemaakt.

Het was een soort wonder, dat korter duurde dan een minuut. Wonderen ­duren volgens mij sowieso niet lang.

In best veel Nederlandse stations vind je tegenwoordig een piano. Het ­begon in Amsterdam Centraal, toen het station in verbouwing was en het ­bestuur besloot een piano neer te zetten om de boel op te leuken. Ik heb weleens stilgestaan bij een pianosessie, meestal had ik geen tijd, maar dan was ik toch blij dat er mensen waren die besloten hadden hun trein te missen.

Ik kwam een artikel tegen dat alle zure Twitterberichten had verzameld over mensen die in het openbaar op die piano spelen. Ik had geen idee van de ergernis die de piano blijkbaar bij velen opwekt. Dat mensen voortdurend Yann Tiersen spelen en dat het soms lijkt ­alsof mensen en soort auditie doen voor een of ander zangprogramma. Gek, dacht ik, dat je iets zuurs twitteren over iemands – wellicht een beetje kitsche­rige – keuze om een nummer op de ­piano te spelen een betere tijdsbesteding vindt dan pianospelen. Ja, het zag er soms best ijdel uit, alsof het mensen waren die altijd understudy waren ­geweest van een musicalster en nu eindelijk helemaal los konden gaan, maar zingen is zingen. Dat is echt beter dan in je eentje in een coupé twitteren, in ­alle opzichten. Ik vraag me af of ze die politieagent die Rachmaninov speelde ook zo’n hondenlul zouden vinden, ­terwijl ik dacht: wat een wonder!

Iemand heeft blijkbaar ooit uit ­irritatie een poepluier uitgesmeerd over zo’n piano, in Amsterdam Centraal. Of het met voorbedachten rade was, werd uit het bericht niet duidelijk, maar het klonk als iets wat een kind zou doen, terwijl het toch meestal jonge ouders zijn die korte tijd in bezit zijn van een poepluier. Het lijkt me zo’n vreemde prioriteit. Als je in het station bent, net je kind hebt verschoond, misschien een trein te halen hebt, dat je dan ook nog even denkt: wacht, laten we langs de ­piano lopen om hem onder te smeren. Een politieagent stond de pers te woord en zei met een snik in zijn stem dat ‘de poeppiano niet meer te redden viel’. Misschien was het dezelfde politieagent en besloot hij na het incident Rachmaninov te leren spelen.

Link naar de column.