Vaccinatie

portret Rebekka De Wit

Door een samenloop van omstandig­heden bracht mijn vader me naar de sporthal waar ik gevaccineerd zou worden, net als vroeger. Voor de vijf meter brede deur stond een man met allerlei zeezoogdieren op zijn arm getatoeëerd. Niet alleen tuimelaars, ook beloega’s, blauwe vinvissen en wat ik dacht te herkennen als de blauwgeringde octopus waar ik ooit een Youtube-filmpje over zag met de titel Deadly animals. Mijn vader wilde graag ‘gezellig mee naar binnen’, ook al was dat niet de bedoeling en de man van de zeezoogdieren vroeg toen of ik heel erg zenuwachtig was, waarop mijn vader zei dat dat het geval was. Toen mocht hij mee.

Ik kreeg bij binnenkomst een button opgespeld waarop ‘ik vind dit heel spannend’ stond, voor alle mensen die heel zenuwachtig zijn. ‘Is dit landelijk beleid?’, vroeg ik, waarop de vrouw die de button opspelde zei dat ze ze zelf had gemaakt en of ik hem na afloop weer wilde in­leveren.

‘Vind je het zelf misschien heel spannend?’, vroeg mijn vader. ‘Nou!’, riep ze. ‘Zeker. Het is toch ook spannend? Je moet straks een kwartiertje wachten, hé, dat weet je. Voor als je groen uitslaat of ontploft!’

Ik ging met mijn formulieren in de rij staan en dacht ineens: maar als ik ontplof binnen dat kwartier, dan is het toch te laat? En als ik daarna ontplof toch ook?

Bij de volgende vrijwilliger kreeg ik folders over de inhoud van de prik die ik zou krijgen.

‘Je vindt het spannend’, zei de vrijwilliger. ‘Dan heb ik hier nog wat extra folders.’

‘Nou, het is meer dat mijn vader anders niet mee naar binnen mocht’, zei ik en ik hoorde dat dit klonk alsof ik het toch wel eng vond, helemaal als mijn vader er niet zou zijn.

De prik werd gezet door een man die een button droeg met ‘opa gerrit’. Hij was blind aan één oog en mijn vader stond er ook hier met zijn snufferd bovenop. Opa Gerrit keek in mijn paspoort en zei dat mijn geboortedatum de dag van de onnozele kinderen is. Opa Gerrit wist natuurlijk niet – of had niet geregistreerd – dat ik ondertussen al vijfendertig jaar die geboortedatum heb, en dat dit het eerste is wat mensen zeggen als ze mijn geboortedatum horen.

Hij vroeg of ik wist dat onnozele kinderen vooral onschuldige kinderen zijn, dus dat ik waarschijnlijk onschuldig ben, waarop ik de neiging had te zeggen dat ik al lang geleden ben ontmaagd.

In de wachtruimte zaten mijn vader en ik ook naast elkaar op plastic stoelen. Ik wist niet of we mochten praten. De meeste mensen waren er natuurlijk alleen, dus het was vooral stil en ook mijn vader en ik waren stil. Hij had zin om te kletsen, dus hij sneed de hele tijd gigantische onderwerpen aan.

‘Wat denk jij eigenlijk van China?’

Na een paar vragen waren we stil. Hij keek op zijn horloge en stond toen op.

‘Moet je gaan?’

‘Nee, ik heb nog niet genoeg stappen gedaan vandaag’, en hij begon in de wachtruimte te ijsberen.

De vrijwilligers zeiden steeds dat meneer moest gaan zitten als hij net een prik had gehad, waarop hij een paar keer zei dat hij mij begeleidde en toen naar mijn ‘ik vind het heel spannend’-
button wees, waardoor iedereen het begreep.

Dat kwartier wachten had iets ritueels, want uit het niks stonden er steeds af en toe mensen op die rustig naar buiten liepen. Alsof het tijd was geweest om na te denken over wat er was gebeurd de afgelopen tijd. Na een kwartier leverde ik mijn button in, kreeg een dapperheidsdiploma omdat ik het zo spannend had gevonden en was tevreden. Niet alleen over hoe het was gegaan, maar ook dat ik de neiging had weerstaan om opa Gerrit te vertellen dat ik al lang was ontmaagd.

Link naar de column.