Vergissing

portret Rebekka De Wit

In 2014 (het jaar waarin het parlement van Noord-Cyprus homoseksualiteit uit de strafwet haalde, de Krim werd geannexeerd en de Olympische Spelen in Rusland plaatsvonden) vroeg paus Franciscus aan de toenmalige Israëlische president Shimon Peres en Mahmoud ­Abbas, de president van de Palestijnse Autoriteit, om in het Vaticaan te komen bidden voor ‘het cadeau van de vrede’.

Ik weet dat ik dat toen heel opmerkelijk vond, temeer omdat beiden aan die roep gehoor gaven. Met z’n drieën zaten ze daar, ik weet niet hoe en in welke taal er werd gebeden, of het een stil gebed was, maar ze zaten er. De paus vond dat ze op z’n minst een paar weken moesten komen, maar daar hadden ze geen tijd voor. Hoelang ze hebben gebeden weet ik niet, maar ik weet wel dat het de bedoeling was dat iedereen op aarde op dat moment zou meebidden, om ‘het gebed te versterken’.

De reden dat ik dat heb onthouden is dat ik er een column over had geschreven, die ik zou voorlezen op ­Radio 1. Omdat ik het niet denderend had ingelezen, moest het opnieuw, maar de week daarna werd mijn column ­geschrapt want hij was niet actueel genoeg meer. Ik heb de eindredacteur een mail gestuurd waarin ik zei dat ik zo hoopte dat hij gelijk had: dat het nooit meer actueel zou worden (maar dat ik me aanbevolen hield voor de toekomst).

Ooit moest ik voor een opdracht voor school een probleem samenvatten in vijfhonderd woorden en dat presenteren. Ik besloot het Palestijns-Israëlische conflict samen te vatten. En telkens als ik dacht bij het begin te zijn aanbeland, in 1948 bijvoorbeeld, toen de Britten het mandaat over Palestina opgaven en de staat Israël werd opgericht, vond ik dat ik toelichting moest geven bij de plaatjes die daarbij hoorden: duizenden ­boten met duizenden mensen die aanmeerden in Tel Aviv. Die boten kwamen immers niet uit het niks, maar uit Europa, waar net zes miljoen Joden waren vernietigd.

Uiteindelijk koos ik als begin de ­Babylonische ballingschap, wat betekende dat ik begon rond 600 voor Christus. Ik kreeg niet alleen een onvoldoende omdat mijn samenvatting een uur duurde, maar omdat mijn leraar ze ook nogal pro-Israël vond.

Dat zelfs mijn titel (‘Het Israël-Palestinaconflict samengevat’) pro-Israël was, had ik niet door. Op de plaatjes van de oprichting van Israël had ik boten laten zien die uit Europa kwamen, en niet de duizenden Palestijnen die werden ont­eigend en vermoord. Zoek het maar op, zei hij, Nakba. Er was nauwelijks internet en dus moest ik naar de bibliotheek, waar ik het in de encyclopedie niet kon vinden. Dat was wat de leraar bedoelde, waarschijnlijk.

Ooit ontmoette ik een rabbijn in een televisiestudio en daarna werden we vrienden op Facebook. Ik keek de afgelopen dagen op zijn tijdlijn, ik wilde weten wat daar voorbijkwam. Hij riep op om samen te demonstreren voor vrede. Daaronder had iemand een citaat geplaatst van de schrijver Kahlil Gibran: ‘Tussen wat wordt gezegd en niet bedoeld en wat wordt bedoeld en niet gezegd, gaat de meeste liefde verloren.’

Ik vermoedde dat die persoon wilde zeggen ‘dat het waarschijnlijk allemaal niet zo bedoeld was’, maar kun je bommen verkeerd interpreteren? En de ­doden die dat tot gevolg heeft? Kunnen de doden een vergissing zijn, en de ­rivier van bloed onbedoeld?

‘Ja’, zei een dominee die ik hierover raadpleegde. ‘Dat is het tragische van oorlog. De doden zullen achteraf ­altijd een vergissing blijken te zijn ­geweest.’

Link naar de column.