Vertrouwen

portret Rebekka De Wit

Wanneer je alleen bent in de trein en naar de wc moet, word je voor een groot dilemma geplaatst. Wat doe je met je spullen? Het is vreselijk gezellig om je spullen gewoon te laten liggen, alsof het gewoon je huiskamer is. Ik stel me voor dat de andere reizigers dat zien en zich vervolgens meer thuis voelen in de ­coupé. Je geeft een soort vertrouwen dat de ander kan beantwoorden. Je kunt ook iemand vragen even op je spullen te letten. Hoewel dat net iets minder gezellig is, je zegt namelijk dat je eigenlijk niemand vertrouwt, behalve de persoon die aan de andere kant van het gangpad zit, geeft het me altijd een goed gevoel als iemand het me vraagt. Een voordeel van die methode is dat er een speciale band ontstaat. Of het vermoeden van een band. Die ander zal ook later vragen of jij op haar spullen wil letten.

Dan is er nog een hele ongezellige optie en dat is al je spullen inpakken en daarmee naar de wc gaan. Dan loop je met heel je hebben en houden door dat gangpad en zeg je eigenlijk: ik vertrouw jullie voor geen cent. Ik probeer oog­contact te vermijden als ik met mijn spullen door het gangpad loop. En als ik dan toch contact heb, dan probeer ik met mijn ogen ‘sorry’ te zeggen. Of – als het oogcontact lang genoeg duurt: ­‘SORRYSORRYSORRY, het heeft ECHT niks met jullie te maken, maar omdat bij elke stop wordt omgeroepen dat je heel goed op je spullen moet letten, leek het me zo lullig voor de conducteur om dat te negeren.’

Ik ga vooral met mijn spullen naar de wc om te vermijden dat de conducteur tegen me zal zeggen: ‘Ik zei het toch.’

Er is iets vreemds aan ‘Ik zei het toch’. Ik herinner me dat ik logeerde bij twee vrouwen in het zuiden van Amerika. Ik zei dat ik later in mijn eentje door wilde reizen naar de andere kant van het land, en of ze nog tips voor me ­hadden. Ze begonnen me dat toen meteen af te raden, omdat ik verkracht kon worden en daarna in stukjes gehakt. We zaten op een patio in een buitenwijk van Charleston en de moed zakte me in de schoenen. Ik vond het belachelijk, die angstmakerij, maar het was de zoveelste keer dat me duidelijk werd gemaakt dat de wereld voor mij niet veilig is, dus dat ik maar beter thuis kan blijven. En dat het mijn verantwoordelijkheid is als ik toch ga.

Mijn geliefde is op zijn gelukkigst als hij ’s nachts in zijn eentje op een verlaten weg naar huis fietst. Dat geluk ken ik niet, omdat ik in zo’n situatie onvermijdelijk ook denk aan hoe ik – zoals in Fargo – straks aan een boom gebonden word en daarna in stukken gehakt. Elke keer als er geweld op vrouwen wordt gepleegd, doet dat iets met de bewegingsvrijheid van vrouwen overal in de wereld. Daar geloof ik heilig in. Elke keer als er iets gestolen wordt, wordt ook de mogelijkheid van contact tussen vreemden in een trein aangetast.

Ik ging dus met al mijn spullen op de wc zitten in de trein. Ik had mijn schoenen en jas wel op mijn stoel laten liggen. Dat leek me een goed compromis. De vloer van de wc plakte, maar ik ging niet terug om mijn schoenen te ­halen, om redenen die ik achteraf niet helemaal begrijp. Een soort verdriet over het gebrek aan intimiteit denk ik, en dat dan willen compenseren door met je sokken in andermans aangekoekte pis te staan.

Link naar de column.