Vliegtuigmodus

Iemand vroeg me tijdens een Zoom­gesprek ‘waartoe mijn werk zou moeten aanzetten’. Het was een interview voor een masterscriptie en het leek me zo ­lullig als ze in haar conclusie moest ­zeggen dat respondent 1 ‘werkelijk geen idee had’.
Het was ook niet helemaal waar, trouwens, maar ik denk dat als ik wist waartoe ik mensen zou willen aanzetten, ik dat zelf zou gaan doen. Het zou onbeleefd zijn als ik wist wat er moest gebeuren en dan vooral zou proberen anderen daartoe aan te zetten. Ik heb ooit een zeiltocht gemaakt met iemand die heel goed was in anderen aanzetten tot het schoonmaken van de wc.
Iemand heeft een gebouw in Amsterdam blauw geschilderd nadat hij een boek van mij had gelezen. Het boek ging over afhankelijkheid en toen is hij met heel veel mensen een gebouw gaan beschilderen. Het was niet de bedoeling, maar het tegendeel ook niet. Ik schreef hem terug dat ik het niet had zien aankomen: dat gedachtes waar ik jaren over had gedaan om ze te formuleren, leidden tot het schilderen van een gebouw.
Ik vond het al heel wat toen ik hoorde dat hij het boek überhaupt had gelezen. Ik bedoel, het ‘aanzetten tot’ was ­eigenlijk al gebeurd toen hij het las, want wie leest er nog een boek? Ook als ik een voorstelling speel, ben ik het meest onder de indruk van het moment waarop het publiek binnenkomt. Ze zijn er weer! Wie had dat kunnen denken? Soms vraag ik me af of naar het theater gaan lijkt op een AA-bijeenkomst bijwonen. Of hoe ik me die tenminste voorstel, want ik ben er tot dusver nog niet ­geweest. Ik stel me voor dat zo’n bijeenkomst juist niet moet aanzetten tot iets, dat het de bijeenkomsten zelf zijn die fungeren als grip op een ­gevaarlijke klimmuur. Door die bijeenkomsten hou je het een beetje uit.
Deze winter was ik getuige van een interview met Danny Ronaldo. Hij kreeg de vraag of hij door de pandemie bang was geworden dat theater zou verdwijnen. Hij antwoordde dat als mensen ­alleen maar filmpjes zien van spectaculaire circusacts, ze misschien zouden vergeten dat het eigenlijk helemaal niet gaat om dat spektakel, maar om iets ­anders. Iets onzegbaarders. Als je met ­vijfhonderd mensen zit te kijken naar iemand die zes balletjes in de lucht houdt, dan is dat adembenemend, niet omdat het spectaculair is maar omdat iemand zijn leven heeft gewijd aan iets wat er niet toe doet. Daar zit het ’m. En dus, zei Danny Ronaldo, ga je naar buiten met een soort moed. Moed om iets te doen wat er niet toe doet.
Het schijnt dat de theaters nu een stuk leger zijn dan voor de pandemie. Die leegloop was voor de pandemie al bezig, trouwens. Door de veranderende wereld wordt het theater een van de laatste plekken waar je je telefoon in vliegtuigmodus zet en er anderhalf uur niet op kijkt. Daar moet je even anderhalf uur kijken naar iets waarvan je niet kunt wegkijken.
Misschien, denk ik nu, zou dat mijn antwoord zijn op de vraag waartoe mijn werk zou aanzetten. (Los van het feit dat ik natuurlijk hoop dat al mijn werk uiteindelijk aanzet tot een gebouw aquamarijn schilderen.) Tot anderhalf uur niet wegkijken van wat er voor je is, en de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik het maken van een voorstelling ­misschien wel nodig heb om daar überhaupt zelf in te slagen. Om anderhalf uur te moeten kijken naar een groep mensen tussen wie ik normaal gesproken vrijwel meteen een scherm zou ­hebben opgetrokken.
Link naar de column.