Een wielrenner en ik reden toevallig dezelfde route, waardoor het op den duur leek alsof we in een wedstrijd verwikkeld waren. Hij ergens in de zestig, snelle fiets, gestroomlijnde kleren en ik een wapperende jas en een iets minder snelle fiets. Hij haalde me steeds in, maar dan kwam ik hem bij het volgende stoplicht toch weer tegen. Toen ik hem in de verte zag stilstaan, dacht ik dat er iets aan de hand was met hem, maar de fietsers achter hem stopten ook. Het bleek een rouwstoet te zijn. Ik zag veel jonge mensen in de auto’s zitten, zodat ik vermoedde dat de overledene ook niet heel oud was geworden.
Er is iets aan het gebaar van stilstaan, net als aan opzijgaan voor een ambulance, dat je ineens in een groter geheel terechtkomt. Een choreografie. En telkens als ik daarin beland, blijkt dat het iets is waar ik geregeld naar hunker. Misschien verkeer ik op dat moment in de illusie dat we met z’n allen lijken te begrijpen wat er nodig is als het erop aankomt.
Ik denk dat ik per ongeluk, door alle verhalen waarin dat zo werd uiteengezet (Romeo & Julia, Antigone en waarschijnlijk nog wat klassiekers die ik nu vergeet) was gaan denken dat de dood, een dode, een eindpunt is. Niet alleen van een leven, maar ook van een strijd. Dat dat het punt is waarop de strijdbijl begraven wordt en men niet meer strijdt, maar rouwt. Elke oorlog opnieuw wordt bewezen dat zulks niet de dramaturgie is. Het stopt nooit na een dode, die zelden begraven wordt.
Dat lijkt me – naast heel veel andere dingen – óók het verschrikkelijke van oorlog. Dat de doden niet begraven kunnen worden. Niet echt, tenminste. Niet op die manier dat alles stilstaat. De tanks, het schieten, het vechten.
Er is een verhaal van de christelijke bezetting van Palestina, of tenminste Jeruzalem. Ergens ten noorden van Jeruzalem vond een christelijke bruiloft plaats en dat was juist de plek die de islamieten wilden innemen. Ze renden op het fort af – of zo stel ik het me voor – en toen ze zagen dat er een bruiloft plaatsvond, hielden ze halt. Bleven ze wachten aan de poorten van het fort tot het voorbij was. Het verhaal gaat zelfs dat de bruiloftslieden grote schalen eten naar buiten brachten. Toen ik dat las, hoopte ik dat de islamieten tijdens het eten zouden besluiten niet meer door te vechten.
Dat was wellicht naïef om te hopen, maar oorlog is evengoed naïef. Iets wat je alleen maar doet uit een gebrek aan kennis, want waarom zou je anders aan zoiets onvoorstelbaar vernietigends beginnen. Oorlog op zich is al een kernwapen, dat meerdere generaties zal vervormen en bepalen.
De zon scheen fel op de rouwstoet. De wielrenner sprintte weg toen de laatste auto was gepasseerd. Ik wist dat dit genade is, mogen stilstaan bij de doden, maar die openbaart zich niet makkelijk.
Ik was op weg naar een elektronicazaak om een nieuw apparaatje terug te brengen. Ik was er niet tevreden over. Niet echt. Hoe krijg je dit uitgelegd, dacht ik toen ik aankwam bij de service-balie, waar een gigantische rij stond. Dat vrede en ontevredenheid niet alleen samengaan, maar dat vrede zelfs een voorwaarde lijkt te zijn voor alle onvrede in de rij.
Ik vulde op het tevredenheidsformulier in – uit schaamte, denk ik – dat ik over alles heel tevreden was, waarop de winkelmedewerker vroeg: ‘Maar als u over alles zo tevreden bent, waarom bent u hier dan?’
Omdat het vrede is, dacht ik, maar dat zei ik niet.
Link naar de column.