Van een dierbare collega kreeg ik een paar jaar geleden een donkerblauwe trui met daarop in grote witte letters Klimaatdrammer. Ze had er zelf ook eentje en we gingen er samen in demonstreren, waarvoor het een uitstekende trui is, maar na een paar jaar blijkt dat ik er eigenlijk weinig anders in kan doen.
Zo ging ik een keer mijn geliefde opzoeken, die op dat moment nog in Schotland woonde. Met een Klimaatdrammer-trui het vliegtuig nemen leek me geen goed idee. Bijgevolg was ik genoodzaakt mijn enige andere trui aan te trekken, die een beetje stonk en bovendien twee vetvlekken had.
Afgelopen weken was het weer zo koud dat ik de trui graag wilde aantrekken, maar voordat ik dat kon doen, moest ik telkens nagaan of de activiteit die ik ging ondernemen wel klimaatneutraal is. Dat is zelden het geval. Ik had hem een keer aan toen ik boodschappen ging doen, en nadat ik de salami had teruggelegd vanwege die trui en uiteindelijk toch ook maar de kaas, zag ik in de rij bij de kassa ineens al die plastic verpakkingen.
Een andere reden om hem niet aan te trekken is dat ik altijd vervelende gesprekken moet voeren over wat ik van windmolens vind, waar ik eigenlijk niks van vind.
Nu ging ik vorige week naar de tandarts, die nogal ver is, en omdat ik mijn trui aanhad, was ik genoodzaakt de fiets te pakken. Toen ik eenmaal in de stoel lag en de handschoenen zag waarmee de assistente in mijn mond ging, vroeg ik me af van welk materiaal die handschoenen zijn gemaakt, latex of plastic.
De Klimaatdrammer-trui maakt van mij een klimaatdrammer. Ik vroeg me af of dat ook voor andere kostuums geldt. Zou een priester, als hij eraan denkt om iets on-Jezusachtigs te doen, alle hosties zelf opeten bijvoorbeeld, snel zijn habijt aantrekken zodat hij wordt herinnerd aan wat hij elke dag probeert? Of, omgekeerd: zou de ceo van een tabaksbedrijf snel zijn pak aantrekken om zich onthecht te voelen van zijn verantwoordelijkheid tegenover de slachtoffers die tabak maakt?
Mijn tandvlees was ontstoken en ik kreeg een middeltje mee van de vrouw achter de balie. Toen ze de tube overhandigde, fluisterde ze: ‘Goede trui.’
‘Heb jij Netflix?’, vroeg ze vervolgens. ‘Er is een documentaire over visserij die nogal schokkend is, maar ik heb ze nog niet kunnen zien.’
Ik had ze gezien, maar vond ze zo drammerig dat ik ze heb afgezet, maar dat zei ik niet.
‘Ik ben op dit moment alleen te ongelukkig om ze te bekijken’, zei ze. Ik knikte. ‘Maar goed’, zei ze. ‘Het moet.’
Doorgaans heb ik de neiging om sorry te zeggen als ik de trui draag. Sorry dat ik een moreel appel doe op u, terwijl u gewoon rustig boodschappen aan het doen was. Nu leken de rollen omgedraaid. De baliemedewerker was zich aan het verontschuldigen dat ze zich nog niet met de vissen kon bezighouden, omdat haar eigen eenzaamheid haar ervan weerhield. Ik zei dat ze de docu echt niet hoefde te bekijken, maar ze zei resoluut: ‘Jawel.’
Eenmaal thuis wist ik wat ik de baliemedewerker had moeten aanraden: walvisgeluiden. En misschien vooral het geluid van de walvis die op een frequentie zingt die geen enkele andere walvis kan horen. The world’s loneliest whale, wordt hij genoemd, hoewel ze niet weten of het een mannetje of een vrouwtje is. We weten wel zeker dat er nu een lonely whale expedition bezig is, vier filmmakers op zoek naar de walvis. Alsof de ontmoeting met een boot en wat filmmakers hem minder eenzaam zou maken.
Link naar de column.
Wekelijkse column van Rebekka de Wit in De Standaard.