Door Freek Vielen en Harald Austbø. Een doortastende monoloog over troost in een wereld waarin de tijd vaak ongenadig is.
Op 13 februari 1945 verblijft Kurt Vonnegut als krijgsgevangene in een leegstaand slachthuis in Dresden, waar hij in een koelcel een verwoestende bombardement overleeft. Pas vierentwintig jaar later weet hij de verschrikkingen van die periode onder woorden te brengen in zijn beroemd geworden roman.
In 2014 wordt de moeder van Freek Vielen ernstig ziek. Sindsdien worstelt hij met de vraag in hoeverre we ons lot naar eigen hand kunnen zetten, en in welke mate we slechts slaaf zijn van de tijd. Als ze vier jaar later overlijdt zoekt hij zijn troost in de literatuur.
Kurt Vonneguts roman Slaughterhouse-Five, maar ook Mijn Strijd van Karl Ove Knausgard en Hoogteverschillen van Julian Barnes geven hem inzicht in de onverbiddelijkheid, maar ook de hoop en het plezier in het leven. Met die romans als leidraad, stort Vielen zijn persoonlijke hersenspinsels uit over zijn publiek; daarbij begeleid door de top-cellist en human-beatboxer Harald Austbø.
scènefoto’s: Nichon Glerum
portretfoto: Alexander Daems