“Eén keer op tv”

Misschien moet ik me eerst even voorstellen. Ik ben Suzanne Grotenhuis, 37 jaar, theatermaker. Deze maand mag ik jullie hier elke donderdag eventjes meenemen in mijn wereld. Ik schrijf dit terwijl ik op weg ben naar een theater waar ik straks mijn monoloog Holy shit zal spelen voor een handjevol mensen. (Ik besef dat ik op deze manier meteen ook sluikreclame maak, hier in de krant. Sorry!) Ook vanavond is de zaal halfleeg. Ik vind dat zelf niet heel erg … echt niet. Maar voor de theaterprogrammatoren is het een ander verhaal. Voor hen is het toch een beetje alsof ze een feestje hebben georganiseerd met dure catering waarop ­niemand opdaagt. Ik heb dan van die ongemakkelijke ­gesprekjes voor aanvang. ‘Vijftig man vanavond … ja spijtig, het is niet anders’, ‘Het is moeilijk tegenwoordig, zeker als je niet op tv komt …’ Dat laatste hoor ik vaak: dat het ‘probleem’ is dat ik niet op tv kom. En ik wil geen ‘probleem’ zijn. Dus ben ik gaan nadenken over hoe ik op tv zou kunnen komen. Toen kwam ik erachter dat er eigenlijk bijna niets te zien is op tv! (Ik kijk ook haast nooit, misschien hebben die twee met elkaar te maken). Er zijn natuurlijk quizzen, maar dat is echt uitgesloten … Ik weet niet hoe het komt, maar als ik onder druk sta, weet ik echt niets meer. Zelfs niet wie de koning van België is of wanneer de Tweede Wereldoorlog uitbrak.

Er zijn ook praatprogramma’s, zoiets met actualiteit en Gert Verhulst, maar dat kan ik om verschillende redenen niet aan. ­Bovendien is de paradox dat je bij zo’n praatprogramma alleen binnen raakt als je al op tv komt. Dus dat schiet ook niet veel op. Blijft nog reality-tv over, zoiets als Blind getrouwd. Wat ik best leuk zou vinden … Het probleem is, ik ben al getrouwd. Dan vond ik nog iets waarbij je op een boot de oceaan over moet, maar ik word echt heel erg snel zeeziek. Ten slotte stuitte ik op het programma Wie zoekt die wint. Die titel klopt in zekere zin, alhoewel ik veel mensen ken die heel erg zoeken in dit leven (geluk, zin­geving, een vast energiecontract) en toch niets winnen, maar dat terzijde. In Wie zoekt die wint verstoppen ze 100.000 euro in je huis – achter de plinten, in de afzuigkap – en jij moet dat geld binnen een bepaalde tijd bij elkaar zoeken. Dat format leek me wel wat, omdat ik me kan voorstellen dat er heel veel mensen naar kijken, vol spanning en met een zakje popcorn in de hand. En dat is wat ik nodig heb: veel mensen. Dus daarvoor heb ik me ingeschreven. Nu is het alleen nog hopen dat ik mag meedoen. Als die presentator dan ‘3, 2, 1, start!’ roept, ben ik van plan om niets te doen. Niets. Niet naar dat geld te zoeken, maar gewoon stil te blijven staan. Waardoor de filmploeg helemaal in de war raakt. Iedereen thuis in de war raakt. En dan wil ik in de camera kijken en zeggen: ‘Hallo allemaal, ik wilde gewoon even zeggen dat ik vanavond een voorstelling speel die Holy shit heet. Een verhaal over eenzaamheid. En verlies. De snelheid van dit ­leven. Dat de wereld zo fucking hard gaat. Alles. Te hard. En dat ik constant het gevoel heb dat ik over de kop zal gaan. Dat ik soms eventjes zou willen stoppen. Stil blijven staan. Zoals nu ­bijvoorbeeld.’

Holy shit is trouwens geen ideale titel, bedenk ik nu, omdat er natuurlijk, wegens aanstootgevende taal, elke keer een piep gaat klinken als ik het zeg. Kom allemaal kijken. Holy Piep!

 

Meer over Holy Shit